Vertaal
Naar andere talen: • vorbei > ENvorbei > ESvorbei > FR
Vertalingen vorbei DE>NL

I vorbei

bijwoord
Uitspraak:  [foːɐˈbai]

1) drückt aus, dass jemand / etw. näher gekommen ist und sich wieder entfernt - voorbij
Wenn der Traktor vorbei ist, gehen wir über die Straße. - Als de tractor voorbij is dan steken wij de straat over.
Sind wir schon an Köln vorbei? - Zijn wij al voorbij Keulen?

2) zu Ende - voorbij
Die Pause ist vorbei! - De pauze is voorbij!
Ihr Ärger wird morgen wieder vorbei sein. - Haar boosheid is morgen weer voorbij.


II vorbei-

prefix
Uitspraak:  [foːɐˈbai]

1) deel van de uitdrukking: voorbij
Er rannte an ihr vorbei, ohne sie zu bemerken. - Hij rende haar voorbij zonder haar op te merken.

2) deel van de uitdrukking: voorbij
Die Zeit ist schnell vorbeigeflogen / vorbeigestrichen. - De tijd is snel voorbij gevlogen / voorbij getrokken.

3) bei passender Gelegenheit als kurzer Besuch - voorbij
Ich bringe dir nachher noch das Buch vorbei. - Ik breng je later nog het boek.
Ich schaue mal bei Oma vorbei, wie es ihr geht. - Ik ga eens langs bij oma hoe het met haar gaat.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
vorbei over ; passé ; afgelopen ; voorbij
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `vorbei`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: vorüber

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: aus und vorbei! NL: afgelopen, uit!
DE: an vorbei NL: voorbij, langs