Vertalingen Vernetzen DE>NL
I vernetzen
werkw.
1) miteinander zum Austausch von Hilfe, Informationen in engeren Kontakt bringen -
in een netwerk verbinden Die Universitäten wollen sich stärker miteinander vernetzen. - De universiteiten zijn van plan om intensiever met elkaar samenwerken. |
2) Computer zu einem Netzwerk verbinden -
in een netwerk verbinden Wie viele Computer sind in Ihrem LAN vernetzt? - Hoeveel computers zijn aan uw LAN-netwerk gekoppeld? |
II die Vernetzung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [fɛɐˈnɛʦʊŋ] |
Verbuigingen: | Vernetzung , Vernetzungen |
deel van de uitdrukking: netwerk © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
vernetzen | cross-linken ; reticulatie ; vernetten |
Bron: Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `Vernetzen`

Voorbeeldzinnen laden....