I unhöflich

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈʊnhøːflɪç]

nicht höflich - onbeleefd

Es ist unhöflich, sich selbst zuerst zu bedienen. - Het is onbeleefd om eerst zelf op te scheppen. Nun sei doch nicht so unhöflich zu Tante Eva! - Doe toch niet zo onbeleefd tegen tante Eva!

II unhöflich

bijwoord
deel van de uitdrukking: onbeleefd

jemanden unhöflich unterbrechen - iemand onbeleefd onderbreken

© K Dictionaries Ltd.

unhöflich

ongemanierd ; vrijpostig ; onwelwillend ; onvriendelijk ; onverdraagzaam ; onopgevoed ; onhoffelijk ; onhebbelijk ; onhartelijk ; onbeschoft ; onbeleefd ; onbehoorlijk ; onaardig ; hondsbrutaal ; brutaal ; bot ; grof ; onheus

Bronnen: interglot; Wikipedia




DE: unerzogen
DE: ungehörig
DE: ungeschliffen
DE: ungesittet
DE: ungezogen
DE: unkultiviert
DE: unmanierlich
DE: unzivilisiert