Vertalingen Umgangssprache DE>NL
I die Umgangssprache
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈʊmgaŋsʃpraːxə] |
| Verbuigingen: | Umgangssprache , Umgangssprachen |
Sprache, die im Alltag verwendet wird taalkunde -
spreektaal | In Prüfungen sollte man keine Umgangssprache sprechen. - Tijdens examens is het niet de bedoeling dat je spreektaal gebruikt. |
II umgangssprachlich
bijv.naamw.
deel van de uitdrukking: spreektaal | Zuckerkrankheit ist die umgangssprachliche Bezeichnung für Diabetes. - In de spreektaal zegt men suikerziekte tegen diabetes. |
III umgangssprachlich
bijwoord
deel van de uitdrukking: spreektaal | Umgangssprachlich nennt man das ... - In de spreektaal noemt men dat ... |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| die Umgangssprache | de omgangstaal ; de spreektaal |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `Umgangssprache`

Voorbeeldzinnen laden....