Vertalingen trösten DE>NL
trösten
werkw.
1) durch freundliche Worte, Gesten oder positive Wirkung jds Leid, Trauer lindern -
troosten jemanden tröstend in den Arm nehmen - iemand troostend bij de arm pakken Es tröstet mich ein bisschen, dass sie vor ihrem Tod nicht leiden musste. - Het gaf me een beetje troost dat zij niet heeft geleden bij haar dood. |
2) deel van de uitdrukking: sich mit etw. trösten (=etw. tun, was einen den Kummer vergessen lässt) - zich met iets troosten
Er tröstete sich mit dem Gedanken, dass es dem Freund auch nicht besser ging. - Hij troostte zich met het idee dat het met zijn vriend ook niet beter ging.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trösten (ww.) | bemoedigen (ww.) ; ondersteunen (ww.) ; opbeuren (ww.) ; troosten (ww.) ; vertroosten (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trösten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufheiternDE: aufmunternDE: ermutigenDE: Mut machenDE: Mut zusprechenDE: Trost spenden