Vertalingen trippeln DE>NL
trippeln (ww.) | dribbelen (ww.) ; dribbelen met de bal (ww.) ; met trippelpasjes lopen (ww.) ; met vlugge pasjes gaan (ww.) ; trippelen (ww.) |
das Trippeln | gedribbel (znw.) ; het getrippel |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trippeln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: GetrippelDE: mit Trippelschritten gehen