Vertalingen strampeln DE>NL
strampeln
werkw.
1) mit den Beinen heftige Bewegungen machen -
trappelen Das Baby strampelt fröhlich. - De baby trappelde vrolijk. |
2) mit dem Fahrrad fahren -
fietsen Er strampelt jeden Morgen zur Arbeit. - Hij fietst iedere morgen naar zijn werk. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
strampeln (ww.) | stampen (ww.) ; stampvoeten (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `strampeln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufstampfen