Vertalingen spaßen DE>NL
spaßen
werkw.
etw. im Spaß sagen -
gekheid maken Sie spaßen wohl! - Zij maken grapjes! |
mit jemandem / etw. ist nicht zu spaßen (=bei jemandem / etw. muss man vorsichtig sein) - met iemand / iets valt niet te spotten
Mit solchen Verletzungen ist nicht zu spaßen; das kann gefährlich werden. - Met zulke verwondingen valt niet te spotten; dat kan gevaarlijk zijn.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
spassen (ww.) | badineren (ww.) ; dollen (ww.) ; gekheid maken (ww.) ; gekheid uithalen (ww.) ; gekscheren (ww.) ; grappen (ww.) ; grappen maken (ww.) ; malligheid uithalen (ww.) ; schertsen (ww.) ; streek uithalen (ww.) |
das Spaßen | de poets ; de streek |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `spaßen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: juxenDE: Possen reißenDE: scherzenDE: Späße machenDE: Späße treibenDE: ulkenDE: Witze reißen