Vertalingen siedeln DE>NL
I siedeln
werkw.
an einem Ort ein Zuhause gründen und dort leben -
zich vestigen Bereits in der Steinzeit siedelten Menschen an diesem Fluss. - Mensen vestigden zich al in de steentijd aan deze rivier. |
IIa der Siedler
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈziːdlɐ] |
Verbuigingen: | Siedlers , Siedler |
IIb die Siedlerin
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈziːdlərɪn] |
Verbuigingen: | Siedlerin , Siedlerinnen |
deel van de uitdrukking: kolonist jüdische Siedler im Westjordanland - Joodse kolonisten in West Jordanië |
III die Siedlung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈziːdlʊŋ] |
Verbuigingen: | Siedlung , Siedlungen |
1) deel van de uitdrukking: wijk die ersten Siedlungen in dieser Gegend - de eerste wijken in onze buurt |
2) Bereich einer Ortschaft mit zur gleichen Zeit gebauten Wohnhäusern -
wijk in einer Siedlung am Stadtrand wohnen - in een wijk aan de rand van de stad wonen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Voorbeeldzinnen met `siedeln`

Voorbeeldzinnen laden....