Vertalingen Schuh DE>NL
der Schuh
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ʃuː] |
| Verbuigingen: | Schuh(e)s , Schuhe |
Hülle aus stabilem Material für den Fuß -
schoen ein Paar Schuhe - een paar schoenen
Schuhe mit hohen Absätzen - schoenen met hoge hakken
Hausschuhe - pantoffels
Sportschuhe - sportschoenen |
 Wo drückt der Schuh?
(=Was ist das Problem?) - waar wringt de schoen
|
| jemandem etw. in die Schuhe schieben
(=jemandem die Schuld für etw. geben) - iemand iets in de schoenen schuiven
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| der Schuh | de schoen (m) ; het schoentje ; het voetgedeelte van de vin |
| Schuh | buspuntie ; schoen |
Bronnen: interglot; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Schuh`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: SchuhwerkUitdrukkingen en gezegdes
DE: 10
Schuh lang
NL: 10 voet lang
