Vertalingen privat DE>NL
I privat
bijv.naamw.
1) die eigene Person betreffend, nicht für andere bestimmt -
privé , persoonlijk über private Dinge sprechen - over persoonlijke dingen spreken aus privaten Gründen - vanwege privé redenen |
2) nicht den Beruf, das Amt betreffend -
privé ein privates Gespräch - een privégesprek Privatleben - privéleven |
3) nicht einer öffentlichen Institution gehörend -
commercieel private Fernsehsender - een commerciële tv-zender Privatschule - particuliere school |
4) nur für bestimmte Personen -
privé eine private Feier - een privéfeest |
II privat
bijwoord
deel van de uitdrukking: privé sich privat kennen - elkaar privé kennen mit jemandem privat sprechen - met iemand in privé spreken sich privat versichern - zich particulier verzekeren |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
privat | besloten ; particulier ; privé ; privaat |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `privat`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: eigenDE: geschlossenDE: individuellDE: internDE: konfidentiellDE: vertraulich