Vertaal
Naar andere talen: • Onkel > ENOnkel > ESOnkel > FR
Vertalingen Onkel DE>NL

der Onkel

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ɔŋkəl]
Verbuigingen:  Onkels , Onkel

1) Bruder der Mutter oder des Vaters bzw. Ehemann der Tante - oom
Onkel Wolfgang und Tante Sabine kommen zu Besuch. - Oom Wolfgang en tante Sabine komen op bezoek.

2) von oder gegenüber Kindern verwendete Bezeichnung für Männer - oom
der Onkel Doktor - de oom dokter
Das Bonbon hat mir der Onkel da drüben gegeben. - Het snoepje heeft de oom daarginder gegeven.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Onkelde nonkel (m) ; de oom (m)
Onkel oom
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Onkel`
Voorbeeldzinnen laden....