Vertaal
Naar andere talen: • neigen > ENneigen > ESneigen > FR
Vertalingen neigen DE>NL

neigen

werkw.
Uitspraak:  [ˈnaigən]

1) eine gebeugte Haltung einnehmen - buigen
sich aus dem Fenster neigen - uit het raam buigen
Sie saß, über ein Buch geneigt, am Tisch. - Zij zat gebogen boven een boek aan de tafel.

2) in eine schräge Lage geraten - overhellen
Der Wagen neigte sich zur Seite und kippte um. - De auto helde over naar één kant en kiepte om.

3) in eine schräge Lage bringen - neigen , buigen
Er neigte beschämt den Kopf. - Hij boog beschaamd zijn hoofd.

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking zu etw. neigen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
neigen (ww.) hellen (ww.) ; neigen tot (ww.) ; overhellen (ww.) ; voorover buigen (ww.) ; voorover hellen (ww.)
neigen neigen
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `neigen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: sich nach vorne beugen
DE: sich neigen
DE: tendieren

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: neigen zu NL: geneigd zijn tot, aanleg hebben voor
DE: sich neigen NL: nijgen, buiging maken NL: neigen, overhellen