Vertaal
Naar andere talen: • Naß > ENNaß > ESNaß > FR
Vertalingen Naß DE>NL

I nass

bijv.naamw.
Uitspraak:  [nas]

1) mit Wasser oder Feuchtigkeit - nat
jemanden nass spritzen - iemand nat spuiten
Wo hast du dich denn so nass gemacht? - Waar heb jij je toch zo nat gemaakt?

2) mit viel Regen - nat


II nass

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: nat
den Boden nass wischen - de vloer nat dweilen

2) deel van de uitdrukking: nat
sich nass rasieren - zich nat scheren


III die Nässe

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈnɛsə]
Verbuigingen:  Nässe

deel van de uitdrukking: vochtigheid
Die Wäsche triefte vor Nässe. - De was drupte van de vochtigheid.
Vor Nässe schützen! - Beschermen tegen vocht!
ein Unfall bei Straßennässe - een ongeval door nat wegdek

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das naß nat (znw.) ; de natheid (v) ; de nattigheid (v) ; de vloeistof ; de vocht ; de vochtigheid (v)
naß humide ; met neerslag ; regenachtig ; vochtig
Bronnen: Horecagids; interglot


Voorbeeldzinnen met `Naß`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: durchnäßt
DE: durchweicht
DE: feucht
DE: klamm
DE: klatschnaß
DE: näßlich
DE: patschnaß
DE: pudelnaß
DE: tropfnaß

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: ein nasser Bruder NL: een drinkebroer