Nachwuchs - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Nachwuchs DE>NL

der Nachwuchs

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈnaːxvuːks]
Verbuigingen:	Nachwuchses

1) Kinder in einer Familie - kinderen

Wie gehts deinem Nachwuchs? - Hoe gaat het me je kinderen?

2) junge Kräfte eines Arbeitsbereichs - komende generatie

In dieser Branche fehlt es an Nachwuchs. - In deze branche is een gebrek aan nieuwe krachten.

Overige bronnen

Nachwuchs

nagewas ; nagroeisel

Bron: Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Nachwuchs`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Abkömmling
DE: Ableger
DE: Deszendent
DE: Kind
DE: Nachfahr
DE: Nachfahre
DE: Nachkomme
DE: Nachkommenschaft
DE: Sohn
DE: Sproß