Vertaal
Naar andere talen: • mitfahren > ENmitfahren > ESmitfahren > FR
Vertalingen mitfahren DE>NL

mitfahren

werkw.
Uitspraak:  [ˈmɪtfaːrən]

als Fahrgast auf einer Fahrt dabei sein - meerijden
Kann ich bei dir mitfahren? - Kan ik met jou meerijden?
Willst du nach Berlin / in den Urlaub mitfahren? - Wil je naar Berlijn / met de vakantie meerijden?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
mitfahren (ww.) meerijden (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `mitfahren`
Voorbeeldzinnen laden....