1. MWB
  2. Vertalen
  3. leiblich (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • leiblich > EN • leiblich > ES • leiblich > FR
Vertalingen leiblich DE>NL

leiblich

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈlaiplɪç]

1) mit jemandem blutsverwandt - bloedverwanten
Er wuchs nicht bei den leiblichen Eltern auf, sondern in einer Pflegefamilie. - Hij groeide niet bij zijn biologische ouders op maar in een pleeggezin.

2) den Leib, Körper betreffend - innerlijk
für das leibliche Wohl der Gäste sorgen - voor het innerlijke van de gasten zorgen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
leiblich bloedeigen ; fysiek ; lijfelijk ; biologisch
Bronnen: interglot; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `leiblich`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: eigen
DE: körper-
DE: körperlich
DE: leib-
DE: leibes-
DE: physisch