Vertalingen kränken DE>NL
kränken
werkw.
jemanden durch Worte oder ein Verhalten verletzen -
krenken Seine Bemerkung hat sie sehr gekränkt. - Zijn opmerking heeft haar erg gekrenkt. Er fühlte sich in seinem Stolz gekränkt. - Hij voelde zich gekrenkt in zijn trots. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kränken (ww.) | kwetsen (ww.) ; zeer doen (ww.) ; verwonden (ww.) ; smaden (ww.) ; schaden (ww.) ; schade berokkenen (ww.) ; pijn doen (ww.) ; nadeel toebrengen (ww.) ; leed berokkenen (ww.) ; lasteren (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; krenken (ww.) ; grieven (ww.) ; duperen (ww.) ; blesseren (ww.) ; bezoedelen (ww.) ; bezeren (ww.) ; belasteren (ww.) ; aantasten (ww.) |
kränken | beledigen |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `kränken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: auf die Hühneraugen tretenDE: beleidigenDE: verletzenDE: vor den Kopf stoßenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
kränken
NL: zich gekrenkt voelen, zich ergeren