Vertaal
Naar andere talen: • kränken > ENkränken > ESkränken > FR
Vertalingen kränken DE>NL

kränken

werkw.
Uitspraak:  [ˈkrɛŋkən]

jemanden durch Worte oder ein Verhalten verletzen - krenken
Seine Bemerkung hat sie sehr gekränkt. - Zijn opmerking heeft haar erg gekrenkt.
Er fühlte sich in seinem Stolz gekränkt. - Hij voelde zich gekrenkt in zijn trots.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
kränken (ww.) kwetsen (ww.) ; zeer doen (ww.) ; verwonden (ww.) ; smaden (ww.) ; schaden (ww.) ; schade berokkenen (ww.) ; pijn doen (ww.) ; nadeel toebrengen (ww.) ; leed berokkenen (ww.) ; lasteren (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; krenken (ww.) ; grieven (ww.) ; duperen (ww.) ; blesseren (ww.) ; bezoedelen (ww.) ; bezeren (ww.) ; belasteren (ww.) ; aantasten (ww.)
kränken beledigen
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `kränken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: auf die Hühneraugen treten
DE: beleidigen
DE: verletzen
DE: vor den Kopf stoßen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich kränken NL: zich gekrenkt voelen, zich ergeren