Vertalingen kleinkriegen DE>NL
kleinkriegen
werkw.
Uitspraak: | [ˈklainkriːgən] |
1) entmutigen, zum Aufgeben bringen -
kleinkrijgen , kapotmaken Lass dich nicht von ihm kleinkriegen! - Laat je door hem niet kleinkrijgen. |
2) kaputt machen können -
kapotmaken Unser Sohn hat sogar das Bett kleingekriegt. - Onze zoon heeft zelfs het bed kapot gemaakt. Der Teppich ist nicht kleinzukriegen. - Het tapijt is niet kapot te krijgen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kleinkriegen (ww.) | de kop indrukken (ww.) ; eronder krijgen (ww.) ; klein krijgen (ww.) ; kleinkrijgen (ww.) ; onderdrukken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kleinkriegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: nicht erlauben