Vertaal
Naar andere talen: • immun > ENimmun > ESimmun > FR
Vertalingen immun DE>NL

immun

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ɪˈmuːn]

1) gegen eine Krankheit resistent, geimpft medisch - immuun
gegen einen Virus immun sein - immuun zijn tegen een virus

2) unempfindlich, widerstandsfähig - immuun

3) vor Strafverfolgung geschützt juridisch - immuun

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
immun geen pijn voelend ; gevoelloos ; immuun ; niet-voelend ; onschendbaar ; onvatbaar ; immuun
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `immun`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: unempfindlich