Vertalingen Hebel DE>NL
der Hebel
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈheːbəl] |
Verbuigingen: | Hebels , Hebel |
1) Griff, mit dem man eine Maschine / ein Gerät bedienen kann -
hefboom , hendel einen Hebel umlegen - een hendel overhalen am Starthebel ziehen - aan de starthendel trekken |
alle Hebel in Bewegung setzen (=alle möglichen Maßnahmen ergreifen, um etw. zu erreichen) - alles in het werk stellen
|
2) lange Stange, die man benutzt, um schwere Lasten zu bewegen -
hefboom eine Betonplatte mit einem Hebel anheben - een betonnen plaat met een hefboom optillen |
am längeren Hebel sitzen (=mehr Macht haben) - aan het langste eind trekken
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Hebel | de deurklink ; de hefboom (m) ; de hefboomkracht (v) ; de hendel (m) ; de klink ; de kruk |
Hebel | dissel ; disselboom ; elevator ; greep ; hefboom ; kruk ; tandelevator |
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Hebel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: GriffDE: HandgriffDE: HenkelUitdrukkingen en gezegdes
DE: alle
Hebel in Bewegung setzen
NL: alles in het werk stellen