Uitspraak: | [ˈganʦə] |
Verbuigingen: | Ganzen |
etw. als Ganzes betrachten - iets als eenheid beschouwen Der Gebäudekomplex bildet ein harmonisches Ganzes. - Het gebouwencomplex vormt een harmonische eenheid. |
![]() (=alles zusammen / insgesamt) - het geheel Was kostet das Ganze? - Wat kost het geheel? |
![]() (=insgesamt) - in totaal | |
![]() (=im Allgemeinen) - in het algemeen |
![]() (=sich voll für ein Ziel einsetzen und ein Risiko dafür eingehen) - vol ervoor gaan |