Vertaal
Naar andere talen: • Füllen > ENFüllen > ESFüllen > FR
Vertalingen Füllen DE>NL

füllen

werkw.
Uitspraak:  [ˈfʏlən]

1) mit etw. vollmachen - vullen
einen Eimer mit Wasser füllen - een emmer met water vullen
Es gab gefüllte Parika mit Reis. - Er is gevulde paprika met rijst.
Was ich über ihn weiß, würde mehrere Bände füllen. - Met wat ik over hem weet zou ik meerdere delen kunnen vullen.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. in etw. füllen

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. füllt sich mit etw.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
füllen (ww.) bijvullen (ww.) ; bottelen (ww.) ; plomberen (ww.) ; vol worden (ww.) ; volgieten (ww.) ; volgooien (ww.) ; vollopen (ww.) ; volschenken (ww.) ; vullen (ww.)
das Füllen hengstveulen (znw.) ; jong paard (znw.) ; het kachtel ; mannelijk veulen (znw.) ; het veulen
Füllen veulen ; voorinspuiting
Bronnen: interglot; Trueterm; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Füllen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abfüllen
DE: auffüllen
DE: nachfüllen
DE: schoppen
DE: verstauen
DE: voll machen
DE: vollpfropfen
DE: vollstopfen