Vertalingen fühlen DE>NL
fühlen
werkw.
1) etw. mit der Haut, den Nerven oder emotional wahrnehmen -
voelen Sie fühlte keinen Schmerz / große Angst. - Zij voelde geen pijn / grote angst. Er fühlte das Unheil kommen. - Hij voelde het onheil aankomen. |
2) ein bestimmtes Gefühl haben -
voelen sich alt fühlen - zich oud voelen Ich fühlte mich von ihm verfolgt. - Ik voelde me door hem gevolgd. Sie fühlte sich verpflichtet, zu helfen. - Zij voelde zich verplicht te helpen. sich wie ein / als Versager fühlen - zich een prutser voelen / zich als een prutser voelen |
3) mit den Fingern Dinge berühren, um etw. festzustellen oder zu finden -
voelen jds Puls fühlen - iemand zijn pols voelen Sie fühlte in der Tasche nach ihrem Schlüssel. - Zij voelde in de tas naar haar sleutel. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
fühlen (ww.) | inleven (ww.) ; waarnemen (ww.) ; voorvoelen (ww.) ; voelen (ww.) ; vingeren (ww.) ; verteren (ww.) ; verduren (ww.) ; verdragen (ww.) ; ontwaren (ww.) ; merken (ww.) ; meeleven (ww.) ; invoelen (ww.) ; iets voelen (ww.) ; gewaarworden (ww.) ; doorstaan (ww.) ; doorleven (ww.) ; bevoelen (ww.) ; betasten (ww.) ; bespeuren (ww.) ; bemerken (ww.) ; aanvoelen (ww.) |
das Fühlen | het aftasten ; tasten (znw.) ; het afvoelen |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `fühlen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ein Vorgefühl habenDE: eine Vorahnung habenDE: empfindenDE: erfahrenDE: spürenDE: vorausahnen