Vertaal
Naar andere talen: • fühlen > ENfühlen > ESfühlen > FR
Vertalingen fühlen DE>NL

fühlen

werkw.
Uitspraak:  [ˈfyːlən]

1) etw. mit der Haut, den Nerven oder emotional wahrnehmen - voelen
Sie fühlte keinen Schmerz / große Angst. - Zij voelde geen pijn / grote angst.
Er fühlte das Unheil kommen. - Hij voelde het onheil aankomen.

2) ein bestimmtes Gefühl haben - voelen
sich alt fühlen - zich oud voelen
Ich fühlte mich von ihm verfolgt. - Ik voelde me door hem gevolgd.
Sie fühlte sich verpflichtet, zu helfen. - Zij voelde zich verplicht te helpen.
sich wie ein / als Versager fühlen - zich een prutser voelen / zich als een prutser voelen

3) mit den Fingern Dinge berühren, um etw. festzustellen oder zu finden - voelen
jds Puls fühlen - iemand zijn pols voelen
Sie fühlte in der Tasche nach ihrem Schlüssel. - Zij voelde in de tas naar haar sleutel.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fühlen (ww.) inleven (ww.) ; waarnemen (ww.) ; voorvoelen (ww.) ; voelen (ww.) ; vingeren (ww.) ; verteren (ww.) ; verduren (ww.) ; verdragen (ww.) ; ontwaren (ww.) ; merken (ww.) ; meeleven (ww.) ; invoelen (ww.) ; iets voelen (ww.) ; gewaarworden (ww.) ; doorstaan (ww.) ; doorleven (ww.) ; bevoelen (ww.) ; betasten (ww.) ; bespeuren (ww.) ; bemerken (ww.) ; aanvoelen (ww.)
das Fühlenhet aftasten ; tasten (znw.) ; het afvoelen
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `fühlen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ein Vorgefühl haben
DE: eine Vorahnung haben
DE: empfinden
DE: erfahren
DE: spüren
DE: vorausahnen