Vertaal
Naar andere talen: • entzünden > ENentzünden > ESentzünden > FR
Vertalingen entzünden DE>NL

I entzünden

werkw.
Uitspraak:  [ɛntˈʦʏndən]

1) rot werden, anschwellen und schmerzen medisch - ontsteken
Die Wunde hat sich entzündet. - De wond is gaan ontsteken.
ein entzündeter Blinddarm - een ontstoken blindedarm

2) anzünden - aansteken
Er entzündete ein Feuer im Kamin. - Hij stak het vuur in kachel aan.


II die Entzündung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ɛntˈʦʏndʊŋ]
Verbuigingen:  Entzündung , Entzündungen

1) deel van de uitdrukking: medisch ontsteking
Mandelentzündung - amandelontsteking
Blinddarmentzündung - blindedarmontsteking

2) deel van de uitdrukking: (het) aansteken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
entzünden (ww.) aanmaken (ww.) ; aansteken (ww.) ; aanstrijken (ww.) ; doen ontvlammen (ww.) ; licht aansteken (ww.) ; ontsteken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `entzünden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anstecken
DE: anzünden
DE: entfachen
DE: entflammen
DE: in Brand stecken/setzen
DE: in Flammen setzen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich entzünden NL: vlam vatten