Vertaal
Vertalingen einschließen DE>NL

einschließen

werkw.
Uitspraak:  ainʃliːsən]

1) in einen Raum schicken / gehen und abschließen - in-/op-/omsluiten , meerekenen
Er schloss den Hund in den / im Schuppen ein. - Hij sloot de hond op in de schuur.
Sie hat sich ins / im Badezimmer eingeschlossen. - Zij heeft zich in de badkamer ingesloten.

2) irgendwo sicher aufbewahren - wegsluiten , verbergen
den Schmuck in den Hotelsafe einschließen - de juwelen in de hotelsafe opbergen

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking von jemandem / etw. eingeschlossen sein

4) mit einbeziehen, berücksichtigen - meerekenen
Die Bedienung ist im Preis eingeschlossen. - De bediening is bij de prijs inbegrepen.
Ich werde dich in meine Gebete einschließen. - Ik zal je in mijn gebeden aan je denken
uitdrukking jemand / etw. eingeschlossen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
einschließen (ww.) meerekenen (ww.) ; vasthouden (ww.) ; tussenleggen (ww.) ; toevoegen (ww.) ; passen in (ww.) ; opsluiten (ww.) ; omsluiten (ww.) ; omsingelen (ww.) ; omringen (ww.) ; omgeven (ww.) ; meetellen (ww.) ; isoleren (ww.) ; invoegen (ww.) ; interneren (ww.) ; inpassen (ww.) ; inleggen (ww.) ; gevangenhouden (ww.) ; gevangen zetten (ww.) ; erbij rekenen (ww.) ; detineren (ww.) ; bijsluiten (ww.)
einschließen includeren
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `einschließen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: belagern
DE: einfrieden
DE: einhegen
DE: einkesseln
DE: einkreisen
DE: einsperren
DE: einzäunen
DE: festsetzen
DE: gefangensetzen
DE: hinter Schloß und Riegel setzen