Vertalingen einhämmern DE>NL
einhämmern (ww.) | aandringen (ww.) ; doordrammen (ww.) ; doordrukken (ww.) ; drammen (ww.) ; heien (ww.) ; inhameren (ww.) ; inprenten (ww.) ; instampen (ww.) ; klinken (ww.) ; spijkeren (ww.) ; timmeren (ww.) ; vastnagelen (ww.) ; vastslaan (ww.) ; vastspijkeren (ww.) ; zeuren (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `einhämmern`

Voorbeeldzinnen laden....