Vertalingen Eifer DE>NL
der Eifer
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈaifɐ] |
Verbuigingen: | Eifers |
intensives, interessiertes Bemühen -
ijver , geestdrift Voller Eifer machte sich der Junge an die Arbeit. - Geestdriftig gingen de jongeren aan de slag. |
im Eifer des Gefechts (=in der Eile) - in het vuur van de strijd
Im Eifer des Gefechts hätten sie beinahe den Hund im Auto vergessen. - In de hitte van de strijd hadden ze bijna de hond in de auto vergeten.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Eifer | de pret ; de kracht ; de leut ; de lust (m) ; moed ; naarstigheid (znw.) ; de nijverheid (v) ; noestigheid (znw.) ; het plezier ; de jool (m) ; het streven ; de toewijding (v) ; de vasthoudendheid (v) ; de vlijt ; vlijtigheid (znw.) ; de voortvarendheid (v) ; de werklust (m) ; de werkzaamheid (v) ; de geestdrift (m) ; de ambitie (v) ; de arbeid (m) ; de aspiratie (v) ; de bedrijvigheid (v) ; de bezigheid (v) ; de eerzucht ; de felheid (v) ; de gedrevenheid (v) ; de activiteit (v) ; het genoegen ; het genot ; de heftigheid (v) ; de hevigheid (v) ; de ijver (m) ; ijverigheid (znw.) ; de intensiteit (v) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `Eifer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AmbitionDE: ArbeitDE: ArbeitseiferDE: BegeisterungDE: BeseeltheitDE: bestrebenDE: BestrebungDE: BissigkeitDE: BrunstDE: Emsigkeit