Vertalingen delegieren DE>NL
I delegieren
werkw.
1) auf jemand anderen übertragen -
delegeren Um eine Firma erfolgreich zu leiten, muss man delegieren können. - Om een bedrijf succesvol te kunnen leiden moet men kunnen delegeren. |
2) stellvertretend zu einem Treffen schicken -
afvaardigen Sie wurde in den Ausschuss delegiert. - Zij werd als afgevaardigde naar de commissie gestuurd. die Delegierten auf dem Parteitag - de afgevaardigde op het partijcongres |
II die Delegation
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [delegaˈʦjoːn] |
Verbuigingen: | Delegation , Delegationen |
1) eine Gruppe von delegierten Personen -
delegatie , afvaardiging Eine vierköpfige Delegation des Vatikans erschien am Kaiserhof. - Een vierkoppige delegatie van het Vaticaan verscheen op de Kaiserhof. |
2) das Delegieren -
delegeren die Delegation von Aufgaben - het delegeren van de opdrachten |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
delegieren (ww.) | afvaardigen (ww.) ; delegeren (ww.) ; deputeren (ww.) ; overdragen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `delegieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abordnenDE: deputierenDE: entsenden