Vertaal
Naar andere talen: • dazugehören > ENdazugehören > ESdazugehören > FR
Vertalingen dazugehören DE>NL

I dazugehören

werkw.
Uitspraak:  [daˈʦuːgəhøːrən]

1) Teil einer Menge oder Gruppe sein - erbij horen
Er hatte in der neuen Klasse schnell das Gefühl, dazuzugehören. - Hij had in de nieuwe klas snel het gevoel erbij te horen.
Bei uns gibt es günstige Computer und alles, was dazugehört. - Bij ons zijn er voordelige computers en alles wat erbij hoort.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking es gehört etw. dazu, etw. zu tun


II dazugehörig

bijv.naamw.
Uitspraak:  [daˈʦuːgəhøːrɪgə]

deel van de uitdrukking: erbij horend
zehn Bogen Briefpapier und die dazugehörigen Umschläge - tien vellen schrijfpapier en de daarbij behorende enveloppen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
dazugehören (ww.) horen (ww.) ; thuishoren (ww.)
dazugehören erbij horen
Bron: Wikipedia

Voorbeeldzinnen met `dazugehören`
Voorbeeldzinnen laden....