Vertalingen bröckeln DE>NL
bröckeln
werkw.
in kleine Teile zerfallen, sich von etw. lösen -
(af)brokkelen Der Putz bröckelt (von der Wand). - Het stucwerk brokkelt af (van de muur). |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
bröckeln (ww.) | brokkelen (ww.) ; kruimelen (ww.) ; uit elkaar vallen (ww.) ; verbrokkelen (ww.) ; verkruimelen (ww.) |
Bronnen: interglot; WikipediaVoorbeeldzinnen met `bröckeln`

Voorbeeldzinnen laden....