bewusst - Vertaling Duits-Nederlands

Naar andere talen: • bewusst > EN • bewusst > ES • bewusst > FR

Vertalingen bewusst DE>NL

I bewusst

bijv.naamw.

Uitspraak:

[bəˈvʊst]

1) mit Absicht - bewust

Das war bewusste Irreführung! - Dat was bewuste misleiding!

2) deel van de uitdrukking:

etw. ist jemandem bewusst / jemand ist sich einer Sache bewusst (=jemand weiß etw., nimmt etw. wahr) - bewust Mir war nicht bewusst, dass dir das so viel bedeutet. - Ik was me niet er niet van bewust dat het zoveel voor je betekent.
etw. wird jemandem bewusst / jemand wird sich einer Sache bewusst (=jemand bemerkt etw.) - bewust worden Es wurde mir bewusst, dass ich einen Fehler gemacht hatte. - Ik was ervan bewust dat ik een fout heb gemaakt.
jemandem etw. bewusst machen (=) - iemand bewust maken
sich etw. bewusst machen (=) - zich bewust maken

bijwoord

Uitspraak:

[bəˈvʊst]

deel van de uitdrukking: met opzet

Er hat mich ganz bewusst hintergangen. - Hij heeft mij bewust bedrogen.

Overige bronnen

bewusst

bewust ; bij bewustzijn ; welbewust ; met opzet ; opzettelijk ; opzettelijke

Bronnen: interglot; Wikipedia

Voorbeeldzinnen met `bewusst`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: absichtlich
DE: ganz bewußt
DE: mit Absicht
DE: mutwillig
DE: vorsätzlich
DE: wissentlich
DE: wohlbedacht
DE: wohlerwogen
DE: wohlüberlegt
DE: zielbewußt