Vertalingen beieinander DE>NL
I beieinander
bijwoord
Uitspraak: | [bai|aiˈnandɐ] |
1) als Gruppe an einem Ort -
bijelkaar Schön, dass wir endlich mal wieder alle beieinander sind. - Goed dat we eindelijk weer eens allemaal bij elkaar zijn. |
2) deel van de uitdrukking: gut / schlecht beieinander sein (=in gutem / schlechtem gesundheitlichem Zustand sein) - goed / slechte gezondheid
|
II beieinander-
prefix
deel van de uitdrukking: bijelkaar gemütlich in der Kneipe beieinandersitzen - gezellig bij elkaar in de kroeg zitten Freud und Leid liegen oft dicht beieinander. - Geluk en leed liggen vaak dicht bij elkaar. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beieinander | bij elkaar ; bijeen ; samen ; tezamen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `beieinander`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: beisammenDE: gemeinsamDE: miteinanderDE: zusammen