1. MWB
  2. Vertalen
  3. befruchten (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • befruchten > EN • befruchten > ES • befruchten > FR
Vertalingen befruchten DE>NL

I befruchten

werkw.
Uitspraak:  [bəˈfrʊxtən]

1) ein weibliches Tier, eine Pflanze oder Eizelle mit männlichem Samen zusammenbringen - bevruchten
sich künstlich befruchten lassen - zich kunstmatig laten bevruchten
Tomaten werden vom Wind befruchtet. - Tomaten worden door de wind bevrucht.

2) mit einer Pflanze oder Eizelle zusammenkommen, sodass neues Leben entstehen kann - bevruchten
befruchtete Blüten / Eizellen - bevruchte bloemen / eicellen

3) seinen Samen in ein weibliches Tier gelangen lassen - bevruchten , dekken
Ein Stier kann viele Kühe befruchten. - Een stier kan veel koeien dekken.

4) (bes. geistig) stimulieren, anregen - inspireren
Beide Projekte sollen sich ergänzen und gegenseitig befruchten. - Beide projecten moeten elkaar aanvullen en tegelijkertijd inspireren.


II die Befruchtung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [bəˈfrʊxtʊŋ]
Verbuigingen:  Befruchtung , Befruchtungen

deel van de uitdrukking: bevruchting
künstliche Befruchtung - kunstmatige bevruchting
Bereits am ersten Tag nach der Befruchtung teilt sich die Eizelle. - Al na de eerste dag van de bevruchting vond eicel deling plaats.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
befruchten (ww.) bevruchten (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `befruchten`
Voorbeeldzinnen laden....