autonom - Vertaling Duits-Nederlands

Naar andere talen: • autonom > EN • autonom > ES • autonom > FR

Vertalingen autonom DE>NL

I autonom

bijv.naamw.

Uitspraak:

[a utoˈnoːm]

politisch unabhängig oder mit selbstständiger Verwaltung - autonoom

bijwoord

deel van de uitdrukking: autonoom

autonom entscheiden / handeln können - autonoom kunnen beslissen / handelen

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[a utonoˈmiː]
Verbuigingen:	Autonomie

deel van de uitdrukking: autonomie , zelfbestuur

Overige bronnen

autonom

autonoom ; autonoom ; stand alone ; zelfstandig

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `autonom`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: autark
DE: eigenlebig
DE: eigenmächtig
DE: eigenständig
DE: eigenwillig
DE: frei
DE: selbständig
DE: unabhängig
DE: ungebunden