Vertaal
Naar andere talen: • austrinken > ENaustrinken > ESaustrinken > FR
Vertalingen austrinken DE>NL

austrinken

werkw.
Uitspraak:  austrɪŋkən]

1) vollständig trinken - op-/leegdrinken
Wer hat die ganze Milch ausgetrunken? - Wie heeft alle melk opgedronken?

2) leer trinken - op-/leegdrinken
Er hat die ganze Flasche ausgetrunken. - Hij heeft de hele fles leeggedronken.
Trink aus, wir gehen. - Drink op, we gaan.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
austrinken (ww.) ledigen (ww.) ; leegdrinken (ww.) ; leegmaken (ww.) ; opdrinken (ww.) ; uitdrinken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `austrinken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: leeren