Vertalingen aussäen DE>NL
aussäen (ww.) | bezaaien (ww.) ; inzaaien (ww.) ; rondstrooien (ww.) ; uitdragen (ww.) ; uitstrooien (ww.) ; uitzaaien (ww.) ; uitzenden (ww.) ; verbreiden (ww.) ; verbreider (ww.) ; verdeler (ww.) ; verkondigen (ww.) ; verspreiden (ww.) ; zaaien (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `aussäen`

Voorbeeldzinnen laden....