Vertalingen Auftanken DE>NL
auftanken
werkw.
1) den Tank füllen -
(bij-/vol-)tanken Das Flugzeug landete, um aufzutanken. - Het vliegtuig landde om te tanken. |
2) neue Kraft schöpfen -
bijtanken Ich muss im Urlaub einfach mal auftanken. - Ik moet met vakantie om eens bij te tanken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
auftanken (ww.) | bijschenken (ww.) ; bijtanken (ww.) ; bijvullen (ww.) |
auftanken | bijtanken ; bijvullen ; tanken |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `Auftanken`

Voorbeeldzinnen laden....