Aufräumen

Vertalingen Aufräumen DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[ˈa ufrɔ ymən]

1) in einem Zimmer o. Ä. Ordnung schaffen - opruimen

Du solltest mal wieder aufräumen! - Je moet weer eens opruimen!

2) deel van de uitdrukking:

mit etw. aufräumen

Overige bronnen

aufräumen (ww.)	afruimen (ww.) ; bergen (ww.) ; opbergen (ww.) ; opruimen (ww.) ; reinigen (ww.) ; schoonpoetsen (ww.) ; wegbergen (ww.) ; zuiveren (ww.)
das Aufräumen	de opruiming
aufräumen	schoonmaken ; wegruimen

Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Aufräumen`

Voorbeeldzinnen laden....

Uitdrukkingen en gezegdes

DE: aufgeräumt NL: opgeruimd, opgewekt

aufräumen