Vertalingen aufhaben DE>NL
aufhaben
werkw.
1) geöffnet sein -
geopend Wie lange hat der Supermarkt am Samstag auf? - Tot hoe laat is de supermarkt op zaterdag geopend? |
2) geöffnet haben -
geopend hebben Wir haben nachts immer das Fenster auf. - Wij hebben 's-nachts altijd het raam open staan. |
3) tragen -
dragen 4) als Hausaufgabe erledigen müssen educatie -
opgave Wir haben in Deutsch einen Aufsatz auf. - Wij hebben voor Duits een opdracht gekregen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aufhaben (ww.) | open hebben (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `aufhaben`

Voorbeeldzinnen laden....