Vertalingen Auffahren DE>NL
auffahren (ww.) | aanmonsteren (ww.) ; binnenrijden (ww.) ; doen opschrikken (ww.) ; inrijden (ww.) ; meevaren (ww.) ; meevaren als passagier (ww.) ; opwaarts rijden (ww.) |
das Auffahren | driftig zijn (znw.) ; het oprijden ; het opschrikken ; het opstuiven ; opvaren (znw.) ; het opvliegen |
Auffahren | achterhaling ; inhaling ; startsprong |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `Auffahren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AufbrausenDE: aufschreckenDE: einfahrenDE: einreitenDE: hereinfahrenDE: hereinreitenDE: hinauffahrenDE: hineinfahrenDE: hochschreckenDE: nach oben schauenUitdrukkingen en gezegdes
DE: auffahren auf
NL: varen op NL: botsen op, tegen