Vertalingen aneinander DE>NL
I aneinander
bijwoord
eine Person / Sache an der anderen oder die andere -
aan elkaar viel Freude aneinander haben - viel plezier met elkaar hebben aneinander vorbeireden - langs elkaar praten |
II aneinander-
prefix
deel van de uitdrukking: aan elkaar die Finger aneinanderdrücken - de vingers samenknijpen aneinandergrenzende Grundstücke - aan elkaar grenzende percelen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aneinander | aaneen ; opeen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `aneinander`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufeinanderDE: zusammenUitdrukkingen en gezegdes
DE: aneinander geraten, kommen
NL: ruzie krijgen