Vertaal
Naar andere talen: • aneinander > ENaneinander > ESaneinander > FR
Vertalingen aneinander DE>NL

I aneinander

bijwoord
Uitspraak:  [an|aiˈnandɐ]

eine Person / Sache an der anderen oder die andere - aan elkaar
viel Freude aneinander haben - viel plezier met elkaar hebben
aneinander vorbeireden - langs elkaar praten


II aneinander-

prefix

deel van de uitdrukking: aan elkaar
die Finger aneinanderdrücken - de vingers samenknijpen
aneinandergrenzende Grundstücke - aan elkaar grenzende percelen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aneinander aaneen ; opeen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aneinander`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufeinander
DE: zusammen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: aneinander geraten, kommen NL: ruzie krijgen