Vertaal
Naar andere talen: • amüsieren > ENamüsieren > ESamüsieren > FR
Vertalingen amüsieren DE>NL

amüsieren

werkw.
Uitspraak:  [amyˈziːrən]

1) eine unterhaltsame Zeit haben - amuseren
Habt ihr euch auf der Party gut amüsiert? - Hebben jullie je op het feest goed geamuseerd?

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking sich über jemanden / etw. amüsieren

3) so sein, dass jemand Spaß daran hat, es lustig findet - vermaken
Sein Verhalten amüsierte sie. - Zij vermaakte zich over zijn manier van doen.
amüsiert zuhören - geamuseerd luisteren

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
amüsieren (ww.) aanstaan (ww.) ; amuseren (ww.) ; believen (ww.) ; bezig houden (ww.) ; genieten (ww.) ; goeddunken (ww.) ; iemand amuseren (ww.) ; vermaken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `amüsieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ablenken
DE: belustigen
DE: erheitern
DE: unterhalten
DE: zerstreuen