1. MWB
  2. Vertalen
  3. abweichen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • abweichen > EN • abweichen > ES • abweichen > FR
Vertalingen abweichen DE>NL

I abweichen

werkw.
Uitspraak:  [ˈapvaiçən]

1) von etw. verschieden sein, nicht mit etw. übereinstimmen - afwijken
eine abweichende Meinung vertreten - een afwijkende mening voorstaan
Einzelne Messwerte können stark vom Durchschnitt abweichen. - Het is mogelijk dat enkele meetwaarden sterk afwijken van het gemiddelde.

2) sich von der gewünschten Richtung entfernen - afwijken van de gewenste richting
Wie konnten wir nur so vom Kurs abweichen? - Hoe kunnen we toch zo van onze koers afwijken?

3) sich nicht an etw. halten - afwijken
Er erzählte alles, ohne einmal von der Tatsachen abzuweichen. - Hij vertelde alles zonder ook maar eenmaal van de feiten af te wijken.


II die Abweichung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈapvaiçʊŋ]
Verbuigingen:  Abweichung , Abweichungen

1) deel van de uitdrukking: afwijking
keine Abweichung von der Norm dulden - geen afwijking van het voorschrift accepteren

2) deel van de uitdrukking: verschil
Geringfügige Farbabweichungen sind möglich. - Geringe kleurafwijkingen zijn mogelijk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abweichen (ww.) afweken (ww.) ; afwijken (ww.) ; schelen (ww.) ; verschil maken (ww.) ; verschillen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `abweichen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abstechen
DE: herausstechen
DE: kontrastieren
DE: sich abheben
DE: sich unterscheiden
DE: unterschiedlich sein