Vertalingen Zähler DE>NL
der Zähler
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈʦɛːlɐ] |
Verbuigingen: | Zählers , Zähler |
1) Gerät, mit dem etw. gezählt wird technisch -
teller , meter am Zähler den Wasserverbrauch ablesen - het waterverbruik van de meter aflezen |
2) die Zahl, die sich oberhalb des Bruchstrichs befindet wiskunde -
teller © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Zähler | de teller (m) |
Zähler | impulsteller ; opteller ; pulsteller ; Teller |
Bronnen: Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `Zähler`

Voorbeeldzinnen laden....