1. MWB
  2. Vertalen
  3. zaubern (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • zaubern > EN • zaubern > ES • zaubern > FR
Vertalingen zaubern DE>NL

zaubern

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦaubɐn]

1) magische Kräfte haben und anwenden - toveren
Zauberspruch - toverspreuk
Zauberstab - toverstaf
uitdrukking Ich kann doch nicht zaubern!

2) geheimnisvolle Tricks vorführen - goochelen
Zauberkunststück / Zaubertrick - goochelkunstje / goocheltruc

3) durch Magie hervorbringen, bewirken - toveren
Regen zaubern - regen toveren
ein Kaninchen aus dem Hut zaubern - een konijntje uit de hoed toveren

4) mit erstaunlicher Leichtigkeit hervorbringen - toveren
aus ein paar einfachen Zutaten einen leckeren Kuchen zaubern - uit een paar eenvoudige ingrediënten een lekkere taart toveren

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zaubern (ww.) goochelen (ww.) ; toveren (ww.) ; toverkunst uitoefenen (ww.)
zaubern heksen
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `zaubern`
Voorbeeldzinnen laden....