Vertaal
Naar andere talen: • Zucken > ENZucken > ESZucken > FR
Vertalingen Zucken DE>NL

zucken

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦʊkən]

1) etw. / sich schnell und ruckartig bewegen - trekken
Seine Beine zuckten im Schlaf. - Zijn benen maakten in zijn slaap plotseling een schoppende beweging.
Nicht zucken, du musst ganz stillhalten. - Niet trillen je moet heel rustig blijven.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking die / mit den Schultern / Achseln zucken

3) sich schnell und ruckartig bewegen - flitsen
Blitze zuckten über den Nachthimmel. - Bliksemschichten flitsen door de nachtelijke hemel.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zucken (ww.) beven (ww.) ; bibberen (ww.) ; rillen (ww.) ; sidderen (ww.) ; stuiptrekken (ww.) ; trillen (ww.) ; vibreren (ww.)
das Zuckende tic (m)
Zucken rukkende beweging
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Zucken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: beben
DE: bibbern
DE: flimmern
DE: vibrieren
DE: zittern

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: die Achseln zucken NL: zijn schouders ophalen
DE: mit den Wimpern zucken NL: met zijn oogleden knipperen