Vertaal
Naar andere talen: • zappeln > ENzappeln > ESzappeln > FR
Vertalingen zappeln DE>NL

zappeln

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦapəln]

sich / etw. schnell und heftig bewegen - spartelen
Im Netz zappelten zahlreiche Fische. - In net spartelden talrijke vissen.
mit den Beinen zappeln - met de benen trappelen
uitdrukking jemanden zappeln lassen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zappeln (ww.) friemelen (ww.) ; spartelen (ww.) ; wiebelen (ww.)
zappeln onrustig zijn
Bronnen: Wikipedia; interglot; Trueterm

Voorbeeldzinnen met `zappeln`
Voorbeeldzinnen laden....