Vertalingen Wochenende DE>NL
das Wochenende
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈvɔxən|ɛndə] |
Verbuigingen: | Wochenendes , Wochenenden |
Samstag und Sonntag -
weekeinde Was machst du am Wochenende? - Wat doe jij in het weekeinde? Nächstes Wochenende wollen sie in die Berge fahren. - Het volgende weekeinde willen ze naar de bergen rijden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Wochenende | het weekeinde ; het weekend |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `Wochenende`

Voorbeeldzinnen laden....